Terreur op het Web

Tuesday, August 23, 2005

Terroristen worden cyberfraudeurs

Terroristen beginnen zich steeds meer te bedienen van cyberfraude, gaande van het stelen van kredietkaart-gegevens tot witwaspraktijken. Dat benadrukt veiligheidspecialist John Pironti van de technologie-consulent Unisys. Na progaganda, recrutering en communicatie, is dit een nieuwe tak van het cyber-terrorisme.

Het internet is volgens Pironti voor terroristen een geldbron geworden om hun operaties te financieren. "Online fraude is immers moeilijk te achterhalen, want de transacties gebeuren langs een gesofistikeerd netwerk van websites," vertelde hij aan de krant USA Today. "Bovendien vertrekken vele operaties vanuit landen waar geen
cyberwetgeving bestaat of heel laks is."

Er wordt gewag gemaakt van tientallen incidenten tijdens de jongste maanden, waarbij groepen die gelinkt zijn aan het terrorisme op het internet kredietkaart-gegevens hebben gestolen, geld hebben wit gewassen en websites hebben gekraakt.

"Dat is een bijkomende zorg voor de terrorisme-bestrijders, die al geconfronteerd worden met bedreigingen tegen fysieke structuren," stipt de krant aan. "Er moet dan ook beroep gedaan worden op internet-specialisten om met de terroristen en criminelen gelijke tred te kunnen houden."

Today-journalist Jon Schwartz stelt dat Al-Qaeda en aanverwanten in het verleden de cyberspace vooral gebruikten voor communicaties, recruteringen en propaganda. Daar komt nu cyberfraude bij. "Gevreesd wordt dat terroristen binnenkort ook zullen problemen om handelsgegevens van Amerikaanse bedrijven te stelen en zullen beginnen samen te werken met de georganiseerde misdaad in Oost-Europa," benadrukt Schwartz.

Enkele maanden geleden schreef Imam Samudra, het meesterbrein achter de bomaanslag in Bali van 2002, vanuit zijn Indonesische cel een manifest over de financiering van het terrorisme door cyberfraude. "Gegevens op zijn laptop zouden bewijzen hebben dat ook hij de aanslag in Bali zou willen financieren hebben door cyberfraude," stipt Schwartz nog aan.

Schwartz stelt dat het intergebruik van terroristen sterk gelijkt op dat van criminelen. "Sommige veiligheidsexperts vrezen een cyberaanval om de energievoorziening van miljoen huizen af te snijden, de verkeerscontrole in de luchtvaart te verstoren en de waterbevoorrading af te sluiten," merkt hij op. "Maar de meesten verwachten dat de jihadisten het internet vooral zullen gebruiken om voor financiële doeleinden en propaganda."

Terroristische organisaties gebruikten volgens terrorisme-specialist Evan Kohlmann, tevens beheerder van de website globalterroralert.com, het internet omdat ze daardoor meer potentiële slachtoffers kunnen bestelen en moeilijker op te sporen zijn.

"Voordien gebruikte men conventionele taktieken, zoals het overvallen van geldtransporten, supermarkten en traditionele kaartfraude," aldus Kohlmann.

Gabriël Weimann, een Israëlisch professor en kenner van het cyberterrorisme, ziet in de internet-activiteiten van de terroristen een trouwens een paradox. "Ze bekritiseren de westerse technologie en de moderne maatschappij, maar gebruiken de meest geavanceerde communicatietechnologie van het westen om hun boodschap te verspreiden," stelt hij.

Maar Richard Clarke, gewezen hoofd van de anti-terrorisme-cel van het Witte Huis, waarschuwt dat er nog altijd rekening moet gehouden worden met een grootschalige elektronische aanval tegen Amerikaanse computersystemen.

Dexter Ingram, veiligheidsdirecteur van de Business Software Alliance, stelt dat de gebruikers van internet-technologieën steeds vaardiger worden. "Dit geldt ook voor illegale en ongeoorloofde activiteiten," merkt hij op. "Veiligheid moet een continu proces blijven. Het is een oneindige cirkel."

Maar diverse experts stellen dat er te weinig aandacht besteed wordt aan het online terrorisme. "Na 9/11 lag de nadruk duidelijk op de fysieke infrastructuur in plaats van cyberveiligheid," benadrukte Paul Kurtz, directeur van de Cyber Security Industry Alliance. "Dat is begrijpelijk. Maar het internet is de toekomst van de terroristen."

Monday, August 22, 2005

Uitlevering voor Qaeda-webmaster?


Volgende maand zou Groot-Brittannië moeten beslissen over de uitwijzing van Babar Ahmad. De computerexpert wordt ervan verdacht om de man te zijn achter één van de eerste Al-Qaeda-websites. De Verenigde Staten willen hem daarvoor berechten, maar zouden hem ook nog verdenken van andere terroristische bezigheden.

De 31-jarige computerexpert Babar Ahmad werd door de Verenigde Staten beschouwd als een grote vangst, toen hij één jaar geleden in Engeland werd opgepakt omdat hij een netwerk van websites zou geleid hebben om propaganda te maken en geld te verzamelen voor de Tsjetsjeense rebellen, de Taliban-milities en Al-Qaeda-groepen.

Sindsdien zit Ahmad opgesloten in Britse gevangenissen en bestrijdt hij zijn uitwijzing naar de Verenigde Staten. "Maar zelfs vanuit de gevangenis blijft de Brit van Pakistaanse afkomst zijn anit-Amerikaanse propaganda versturen via het internet," aldus The Washington Post.

Het geval-Ahmad toont volgens de krant aan hoe een goed-opgeleide ingenieur het internet kon gebruiken om extremistische boodschappen te versturen naar een wereldwijd publiek. "Vorige generaties radikalen zouden misschien betogingen hebben georganiseerd, maar Ahmad heeft een medium gebruik om een publiek te bereiken dat veel breder is dan een handvol radicale moskeeën die voordien de verspreiders waren van de boodschap van Osame Bin Laden," stipt de krant aan.

Met hulp van familieleden en andere medestanders buiten de gevangenis heeft Ahmad volgens Post-journalist Craig Whitlock de website freebabarahmad.com kunnen creëren om publiciteit te genereren. "Volgens de website zouden meer dan 10.000 mensen een online petitie hebben ondertekend om zijn uitwijzing tegen te houden," aldus Whitlock. "Dat leidde tot publieke manifestaties en een BBC-documentaire."

Volgens de Amerikaanse aanklager maakt Ahmad gebruik van zijn technische en communicatieve vaardigheden die hij gedurende tien jaar heeft ontwikkeld als een webmaster-pionier voor het islamitische extremisme om zijn uitwijzing te beletten. "Met verwijzingen naar Guantanamo en de doodstraf slaagt hij erin om sympathie op te wekken," stipt Whitlock aan.

In 1996 lanceerde de toen 22-jarige student aan het Imperial College in Londen een website om de islamitische strijders in Bosnië, Tsjetsjenië en Afghanistan te ondersteunen. "De website azzam.com - verwijzend naar Abdullah Azzam, de geestelijke mentor van Bin Laden - werd al vlug een invloedrijk platform voor islamitische militanten," benadrukt Whitlock.

Na 9/11 werd de website gesloten, maar de Amerikaanse justitie noemde de arrestatie van Ahmad vorig jaar als een belangrijke overwinning in de strijd tegen technologisch onderlegde islamitische extremisten. "Het was de eerste echte Al-Qaeda-website," voert de Amerikaanse terrorisme-onderzoeker Evan Kohlman aan. "Hij onderwees een hele generatie over jihad. Technisch was het geen hoogstandje, maar het zag er proffesioneler uit dan de andere jihadistische websites."

Na 9/11 publiceerde azzam.com een lange lofrede over de negen daders. Amerika heeft een strafdossier opgesteld en wil Ahmad voor de rechter brengen. De man zou immers internet-providers in Connecticut en Nevada hebben gebruikt. Tevens wordt hij in Amerika van een aantal andere terroristische activiteiten verdacht. Verder wordt gesteld dat Ahmad in het geheim werkte en allerlei pogingen deed om zijn ware identiteit te verbergen.

Dat de Verenigde Staten relatief laat zijn uitlevering hebben gevraagd, zou volgens Whitlock te wijten kunnen zijn aan de arrestatie van Muhammad Naeem Noor Khan. Die werd in de zomer van vorig jaar in Pakistan opgepakt in het bezit van laptops waarop gedetailleerde informatie zou gestaan hebben over belangrijke Amerikaanse financiële doelen.

Khan zou zijn medewerking verleend hebben aan het onderzoek en zich bereid hebben getoond om e-mails te sturen naar andere Al-Qaeda figuren, zodat ze in de val gelokt zouden kunnen worden. Khan zou de neef zijn van Ahmad.

De Britse regering moet volgende maand beslissen over de uitlevering aan de Verenigde Staten.

Sunday, August 21, 2005

Buitenlanders helpen NYPD tegen cyberterrorisme



De New-Yorkse politie (NYPD) doet beroep op buitenlandse medewerkers om op het internet op islam-extremisten te jagen. Zij surfen in samenwerking met NYPD-mensen op jihadistische websites en chatrooms waar zelfmoordaanslagen en onthoofdingen worden bejubeld en haat tegen het Westen wordt gepredikt.

De buitenlandse medewerkers moeten zich voordoen als islamitische extremisten en de echte en gevaarlijke jihadisten localiseren en informatie over mogelijke terroristische dreigingen proberen te achterhalen.

Het onderzoeksteam werd opgericht na de terroristische aanslagen van 9/11 en vormt een onderdeel van de NYPD-strategie in het kader van de Amerikaanse homeland security. Dat leidde tot de herschikking van ongeveer duizend politiemensen naar het departement anti-terrorisme, waarbij een aantal NYPD-leden naar andere wereldsteden, zoals Londen, werden gedetacheerd.

De New-Yorkse politie, met 37.000 leden het grootste korps van de Verenigde Staten, kan daarbij gebruik maken van zijn taalkundige diversiteit. "Er zijn al vele Spaans en Italiaans sprekende politiemensen bij het NYPD," meldt het persbureau Associated Press. "Meer dan 450 agenten werden na 9/11 geselecteerd voor speciale opdrachten. In totaal werken zij met ruim dertig vreemde talen."

De inzet van agenten uit het Midden-Oosten kan volgens het NYPD zorgen voor preventieve maatregelen om de stad, die beschouwd wordt als één van de belangrijkste doelwitten van terroristen, te beschermen.

In andere Amerikaanse steden wordt volgens het persbureau veel minder beroep gedaan op Arabisch sprekende medewerkers. "Indien de politie van Los Angeles (LAPD) een vertaler nodig heeft, wordt er beroep gedaan op gespecialiseerde bedrijven," voegt Associated Press daar aan toe.

Maar ook de FBI kampt volgens het persbureau met een tekort aan specialisten die vreemde talen machtig zijn Enkele maanden geleden was het aantal onvertaalde audio-opnames opgelopen tot 707.742 uur. Het NYPD heeft inmiddels zeventien agenten geleend van het Defense Intelligence Agency om gevoelige documenten te vertalen, waarvan er sommige in Afghanistan werden bemachtigd. Tevens worden Farsi-sprekende agenten ingezet bij ondervragingen.

Een Egyptische agent die bij het NYPD ingeschakeld wordt bij het opsporen van terroristische informatie op het internet, stelde dat het inzetten van buitenlandse krachten voor de speurders grote voordelen oplevert. "Dit zijn onze moedertalen," voert hij aan. "Ons kan men niet voor de gek houden."

Steunt terrorisme op internet?

Sinds de aanslagen van 9/11 is het aantal actieve jihad-websites verveelvoudigd. De Israëlische onderzoeker Gabriële Weimann telt vandaag meer dan 4.500 van die extremistische websites. Acht jaar geleden kwam hij er aan amper twaalf. Voor het terrorisme is het internet dan ook een belangrijke pijler geworden.

Al die websites zijn volgens Weimann onrechtstreeks verbonden door gezamenlijke overtuigingen, het behoren tot een gemeenschap. "Het internet is het netwerk dat hen allemaal verbindt," vertelde de Israëlitische professor aan The Washington Post. "Men kan er de virtuele gemeenschap tot leven zien komen."

Wanneer er geen rekening gehouden wordt met de ideologie en de clandestiene natuur, is er volgens de krant weinig verschil tussen de de jihad-cyberwereld en de digitale gemeenschappen van online gamers, verzamelaars en patiënten. "Door een continu online contact zorgen die gemeenschappen voor een band tussen individuen die elkaar in het verleden misschien nooit zouden ontmoet hebben," aldus The Washington Post.

Sinds de Amerikaanse invasie in Irak meer dan twee jaar geleden, is de groei van het web als een basis voor jihadistische samenkomsten en trainingen volgens de krant alleen maar versterkt. "Maar dat betekent niet dat locaties in bepaalde delen van Irak, Pakistan, Filippijnen, Afrika en Europa nog altijd een belangrijke rol spelen voor Al-Qaeda," wordt er opgemerkt.

"De meeste gewelddadige aanvallen van Al-Qaeda, zelfs in de recentste periode van intens jihadistisch webgebruik, blijken nog altijd leiders en vrijwilligers te hebben met traditionele trainingen in de kampen of radikale moskees," aldus nog de krant. "Maar analisten zoals John E. McLaughlin, gewezen onderdirecteur van de CIA, menen dat het internet, samen met de ideologie, één van de grote pijlers is van de Al Qaeda-beweging."

Bommenfabriek in de achtertuin

De recente aanslag op de Londense metro is volgens een aantal experts op het internet voorbereid. Daar vindt men immers explosieven-recepten die een quasi perfecte gelijkenis vertonen met de bommen die in Londen gebruikt worden. Die informatie wordt trouwens door een hele reeks tieners gebruikt om in de achtertuin bommen te maken.

"Vele jonge tieners delen hun passie voor explosieven op het internet," schrijft Bob Ivry in het magazine NorthJersey.com. "Daar pochen ze over hun exploten en wisselen bomrecepten uit met materialen die ze thuis in de garage vinden. De veiligheidsdiensten stellen dat ze deze webfora in het oog houden, maar ze kunnen weinig doen. Het is onmogelijk om de beschreven producten te verbieden en het is ook niet mogelijk om iemand te arresteren omdat hij vertelt hoe een bom moet gemaakt worden."

"Vrijheid van informatie is een dubbelsnijdend mes," vertelde explosievenspecialist kapitein Hartnett van de politie van Bergen County. "Het is een schitterend princiepe, maar het geeft iedereen wel de mogelijkheid om op een eenvoudige manier aan de nodige informatie te komen." Ivry stelt dat Hartnett en zijn team jaarlijks tien tot vijftien bommen onschadelijk moeten maken. "Het is ongelooflijk hoeveel informatie er op het internet beschikbaar is," merkte de bommenspecialist op.

Vermoed wordt dat die informatie gebruikt werd voor de recente aanslagen op de Londense metro. "De Londense bommen vertoonden veel gelijkenis met de explosieven die op sommige internetsites worden beschreven en aanbevolen," benadrukte gewezen FBI-specialist Chris Ronay. Over de manier waarop de veiligheidsdiensten het internet controleren op dergelijke informatie, wordt door de betrokkenen volgens Ivry niet gedetailleerd verduidelijkt.

"Maar er zijn zoveel websites dat het bijna onmogelijk is om ze allemaal te controleren," voerde Joseph Green, woordvoerder van het Bureau of Alcohol, Tobacco, Firearms and Explosives (ATF), aan. "Bovendien moet men bewijzen hebben van een specifieke bedreiging vooraleer er kan gereageerd worden op wat er op het internet staat te lezen," voegde gewezen FBI-agent Leo West aan. "Men moet details hebben over het complot, het mogelijke slachtoffer, een datum en een locatie. Wanneer dat gekoppeld kan worden aan informatie uit een andere bron, kan de deur geopend worden voor een echt onderzoek." West stelde dat het uiteindelijk aan het publiek is om zichzelf te beschermen. "Zonder oplettende burgers is het voor de overheid bijna onmogelijk om een bommenlegger tegen te houden," meende hij.

Ivry kon een Ierse internaut bereiken die op het internet recepten plaatst voor het maken van explosieven. "Die jongeren zijn toch vastbesloten om een bom te maken," benadrukte de anonieme man. "Maar met slechte of onvolledige voorlichting wordt de situatie nog veel gevaarlijker. Dus kan men maar beter de juiste informatie verstrekken, zodat er minder kans is dat die tieners zichzelf of anderen nog meer gevaar zouden doen lopen." FBI-specialist Ronay benadrukte dat de Ierse internaut, net zoals vele anderen, graag speelt met dingen die op de rand van het wettelijke balanceren.

Het magazine verwijst verder naar een 14-jarige, die zichzelf Defiler noemt en op het internet op zoek ging naar het beste recept voor ambachtelijke napalm. "Nadat hij op het internet een oplossing had gevonden, zette hij de informatie, aangevuld met foto's, onmiddellijk op het internet," schrijft Ivry. "Defiler zegt dat hij later een astronaut, chemisch ingenieur of militair software-ontwikkelaar wil worden en hij neemt afstand van de volgens hem roekeloze jongeren die op het internet actief zijn."

Defiler stelde dat de overgrote informatie op het internet vals is. "Men moet heel goed begrijpen wat men aan het doen is en niet zomaar instructies volgen die iemand geeft," voegde hij daar aan toe. Ivry voegt er aan toe dat de experimenten van Defiler blijkbaar goedgekeurd worden door diens vader. Maar volgens forensisch psychiater Alberto Goldwaser zijn de meeste tiener-bommenmakers jongeren met familieproblemen. "Het veroorzaken van ontploffingen geeft hen een gevoel van macht," aldus Goldwaser. De meeste van die jongeren zullen zich volgens Goldwaser later gewoon ontwikkelen en misschien zelfs brandweerman worden. "Maar een klein percentage zal sociopaat worden en kan heel gevaarlijk worden," stelde hij nog.

Bin Laden houdt van gadgets

Dat de terroristen van Al Qaeda het internet met enthousiasme hebben omarmd, hoeft geen verwondering te wekken. The Washington Post wijst er op dat Osama Bin Laden immers altijd een voorliefde heeft gehad voor technologische gadgets.

"De Taliban in Afganistan beschouwden de televisie en zelfs tandenborstels als verboden moderne innovaties, maar Al Qaeda werd geleid door opgeleide en gepriviligeerde figuren en de organisatie pikte dan ook snel en enthousiast de technologie van de globalisering op," benadrukt de krant.

De alles vernielende technologische politie van de Taliban kreeg geen vat op de Al Qaeda-kaders. "Daardoor konden die een heel technologisch kader uitbouwen," stipt The Washington Post aan. "Bin Laden gebruikte zelfs één van de eerste commerciële satelliettelefoons."

Toen de Al Qaeda-later in Afghanistan schuilde maakte hij bovendien propaganda-video's met een handcamera, lang voor de toestellen op de massamarkt verschenen. "De journalist Abdel Bari Atwan, die Bin Laden eind 1996 interviewde, herinnert zich dat de zonen van de Al Qaeda-leider in hun verblijf in Jalalabad computer-games speelden," voert de krant nog aan.

Maar er wordt aan toegevoegd dat Osama Bin Laden en zijn assistent Ayman Zawahiri vandaag achter blijven bij hun jongere volgelingen. "Ze nemen nog altijd speeches op in een geïmproviseerde studio en moeten die met grote risico's naar Al-Jazeera of andere media laten overbrengen," aldus The Washington Post.

Hun jonge volgers zijn daarentegen uitgeweken naar websites en video's die onmiddelijk op het internet kunnen verspreid worden. Daarbij proberen vele online video's de Afghaanse trainingssituatie over te doen. "Het Global Islamic Media Front, één van de huidige internet-organisaties van Al Qaeda, zet allerlei trainingsmateriaal online dat ook in Afghanistan gebruikt werd," merkt een woordvoerder van het Terrorism Research Center op.

"Dergelijke sites hebben secties van het internet omgevormd tot een open universiteit van de jihad," benadrukt ook Reuven Paz, onderzoeksleider van het Project for the Research of Islamist Movements in Israel.

Internet bezorgt terroristen voordeel

De bevolking van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) gelooft dat informatietechnologie en het internet meer voordeel biedt voor internationale terroristen dan voor de veiligheidsdiensten die hen bestrijden. Dat blijkt uit een enquête van het Engelse studiebureau YouGov.

"Uit het onderzoek blijkt dat 36 procent van de VAE-bevolking van mening is dat vooral terroristen van de mogelijkheden van het internet profiteren," schrijft Peter Branton in het magazine ITP Technology. "Slechts 28 procent gelooft het tegenovergestelde, maar ook 36 procent zegt het niet te weten."

Wanneer men de groep van de westerse expats in de Verenigde Arabische Emiraten bekijkt, ligt het cijfer hoger. "In die groep is 43 procent van mening dat het internet een belangrijk hulpmiddel is van de terroristen," aldus de onderzoekers. "Slechts 21 procent gelooft dat veiligheidsdiensten het best uitgerust zijn." Bij Arabieren, Indiërs en Pakistani zijn de meningen ongeveer evenredig verdeeld.